17 nov Erasmus, Luther en de PKN: nostra culpa
Bij de herdenking van de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 heeft de scriba van de Protestantse Kerk in Nederland tegenover de joodse gemeenschap schuld bekend voor het laten ontstaan van een klimaat van antisemitisme en voor het onvoorstelbare leed van de Shoah. Laat, maar hopelijk niet te laat, zo zei hij.
In de bijbehorende brochure wordt de lange weg beschreven die de kerkgenootschappen moesten afleggen voordat ze tot deze schuldbekentenis kwamen. Er moest afscheid genomen worden van een pijnlijke erfenis, die van Maarten Luther. In Duitsland was dat al eerder gebeurd. In 2015 erkende de Evangelische Kerk in Duitsland dat zij eeuwenlang te weinig verzet had geboden tegen jodenhaat. Die bekentenis kwam zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ook hier laat, veel te laat.
De erfenis van Luther, als het gaat over antisemitisme, is ook niet gering. Luther hoopte vurig dat de joden hem zouden volgen in zijn kritiek op de Kerk van Rome. Toen dat niet gebeurde, barstte de bom in een antisemitisch geschrift dat zijn weerga niet kende: Von den Juden und Ihre Lügen. Joden waren valse slangen, duivelsgebroed, weerzinwekkend ongedierte. Hun synagogen en scholen moesten in brand worden gestoken, hun huizen verwoest, hun boeken afgenomen en de joden moesten te werk gesteld worden. In hun ellende zouden ze ooit wel erkennen dat Jezus de Messias is.
Daar is geen woord Latijn bij en deze woorden zijn blijven nagalmen tot in het Duitsland van de nazi’s. Pijnlijker kan een erfenis niet zijn. Maar Luther stond niet alleen in zijn weerzin tegen de joden. Al een paar eeuwen werd er stemming gemaakt tegen de joden. Met de komst van de franciscanen en dominicanen in de dertiende eeuw kwam er een hervormingsbeweging op gang die streefde naar apostolische eenvoud en een zuivering van het geloof. Grote idealen, maar met grote idealen loopt het zelden goed af. Beide bedelordes zagen een bedreiging in de joden en hun interpretatie van de bijbel, opgetekend in de Talmoed. Hun boeken konden maar beter vernietigd worden en zo geschiedde ook. In 1242 vond in Parijs de eerste boekverbranding plaats en daar bleef het niet bij. Joden werden verdreven uit Engeland en Frankrijk, uit Duitse en Italiaanse steden en steeds weer brandden hun boeken.
In de Renaissance gebeurde er iets opmerkelijks. Humanisten gingen op zoek naar oude teksten, hoe ouder hoe beter. Hermetische teksten, Plato, joodse geschriften. Door de boekdrukkunst werden ze in veelvoud verspreid. Hebreeuws beleefde een renaissance en werd ook in Rome gedoceerd. Maar niet iedereen was blij met deze belangstelling voor de Talmoed en de Kabbala, een verzameling joodse mystieke teksten.
Wat vond Erasmus van deze ontwikkeling? Iedereen in Europa kende hem en aan zijn mening werd grote waarde gehecht. Deze voorzichtige en wellevende “prins der humanisten” verlangde naar een verinnerlijkt geloof en een christendom dat niet versmald werd tot uiterlijkheden en rituelen.
En juist op dat punt zag hij in de bestudering van joodse teksten en in het jodendom een groot gevaar. Hun geloof was een geloof van uiterlijkheden. Bovendien waren joden farizeeërs, de verderfelijkste plaag en bitterste vijand van de leer van Jezus Christus. En niets was gevaarlijker dan een gedoopte jood, daarmee haalde je de vijand in huis. Over een bekende jood die zich bekeerd had, Pfefferkorn, spuugde hij zijn gal: die wilde de Kerk van binnenuit ondermijnen: “als je hem opereert, dan springen er zeshonderd joden uit.”
Het is om droevig van te worden. Zelfs een man als Erasmus, toonbeeld van beschaving en wellevendheid had een diepgewortelde jodenhaat. In zijn woorden: “Als jodenhaat het kenmerk is van echte christenen, dan zijn wij allemaal voortreffelijke christenen.” Joden waren corrupt, arrogant, kwaadaardig. Verdere kwalificaties laat ik maar achterwege.
Is er een verklaring voor deze uitbarstingen van haat? Die is er: angst, christelijk Europa liep gevaar. Op de achtergrond speelde de verdrijving van de joden uit Spanje en de bekering van velen van hen een grote rol: deze marranen vormden volgens christenen een vijfde kolonne. In de ogen van Erasmus vormden de joden, bekeerd of niet, een tegencultuur, een samenzwering tegen christelijk Europa.
Het idee dat joden niet te vertrouwen zijn is nooit meer weggegaan. Tegenwoordig heet dat “wereldwijde zionistische samenzwering”.